‘Ik had rust en veel tijd nodig om weer te leren praten. ‘Mag ik de boter?’ was een van de zinnen die ik als eerste uitsprak. We vieren nog steeds een klein feestje als ik zonder moeite een zin uitspreek. De ene keer gaat dat makkelijker dan de andere.’
Wiebe werkte als beveiliger in de nacht, maar na zes hersenbloedingen is zijn leven behoorlijk veranderd. ‘Ik ben positief en vrolijk. Eigenlijk ben ik vrolijker dan vroeger. Toen was ik vaak chagrijnig.’ Wiebe praat langzaam en niet altijd vindt hij de woorden. Linda, die hij heeft leren kennen op een woonlocatie van Odion, helpt af en toe.
Linda vertelt dat Wiebe helemaal niet kon praten toen zij hem elf jaar geleden ontmoette. ‘Als ik daar nu aan terugdenk, dan zie ik hem alleen maar van die gekke dansjes doen. Het was zijn manier van communiceren.’ Linda vermoedde toen al dat Wiebe iemand anders was, dan het beeld dat hij van zichzelf schepte. Ze zochten samen een rustige omgeving om zonder afleiding te werken aan zijn woorden. Het werd de schuur. Wiebe en Linda moeten er allebei nog om lachen. ‘Ja, het was voor ons gewoon de meest rustige plek op dit terrein!’ En die schuur mochten ze van Odion zo veel als ze wilden gebruiken.
Nog steeds doen Wiebe en Linda dingen samen. Linda: ‘We rijden samen met onze scootmobiels, zover de accu ons toelaat, naar van alles toe.’ ‘Maar liever een auto,’ zegt Wiebe. ‘Daar zijn we met Odion over in gesprek. Want dan kunnen we samen iets verder weg,’ zegt Linda. ‘Het maakt niet uit waarheen. Als we de vrijheid maar voelen, dan is het goed.’
Odion moedigt cliënten en medewerkers aan vragen te stellen, om samen antwoorden te vinden die het leven plezieriger maken. Hierbij is geen vraag te gek.